Met Big data zet Anne Vegter zichzelf in het rijtje van dichters als Margaret Atwood en Louise Glück, door vrouwelijke mythologieën te herschrijven tot confessionele poëzie. Atwood deed dat in You Are Happy (1974) bijvoorbeeld al met het personage van Circe, Vegter neemt hiervoor Medea ter hand – en Ingrid Jonker.
Big data is opgedeeld in drie delen: ‘Hoe Europa doen (interview)’, ‘Big data (gedichten)’ en ‘Medea 2.0 (monoloog)’. In de praktijk zijn het allemaal gewoon gedichten, al zijn bij het eerste en het laatste deel wel sporen van de aangekondigde vorm terug te vinden. Het eerste deel gaat volledig over de Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker, door haar stijl en zelf gekozen levenseinde vaak vergeleken met Sylvia Plath. In ‘Hoe Europa doen’ horen we een boze Jonker, die vertelt over haar reis naar Europa en de mannen in haar leven: haar lief in Zuid-Afrika, Jack Cope, André Brink in Parijs, en haar vader met wie ze een moeizame relatie heeft. Dit keer geen nuance en omfloerste woorden, maar Jonker die haar ei kwijt moet:
Ze zeggen dat verledens schuld hebben.
Ik had inderdaad een vader die ik echt niemand zou toewensen.
Eentje die nooit te beroerd was om mij te ontmoedigen.
Hij was het soort mislukte Afrikaanse schrijver van wie niemand nog een titel weet.
Dus die had de pest in dat ik zomaar floep beroemd werd met mijn gedichten.
Vegter schuwt het niet om heftige onderwerpen zoals abortus te bespreken, en focust hierbij op de eenzaamheid die Jonker gevoeld moet hebben om die alleen het hoofd te moeten bieden.
Dus ja toen kwam er zo’n big African mamma aan te pas
Met een roestige pin en groenbruine toverthee.
Dat werd spoelen en prikken, woow.
Voor zulke pijn héb je niet eens een woord.
En Jack de hele tijd de andere kant uit kijken, natuurlijk.
Die kon niet tegen bloed.
Laat ook maar.
Opvallend is het taalgebruik waarmee Jonker wordt weergegeven. Met duidelijke spreektaal en moderne uitroepen (zie bovenstaande ‘woow’ en ‘floep’) wordt ze buiten het vacuüm van de geschiedenis geplaatst en is haar verhaal er ook eentje van de moderne vrouw.
Het tweede deel van de bundel, ‘Big data (gedichten)’, is meer hermetisch. Verschillende thema’s lijken hier door elkaar te lopen, zoals intimiteit, dierenrechten, de dood, sociale media. De vermenging maakt het soms onduidelijk waar de individuele gedichten over gaan, maar ze lijken als geheel goed samen te werken.
‘Big data (gedichten)’ is echter maar van korte duur en verreweg het grootste deel van de bundel bestaat uit ‘Medea 2.0 (monoloog)’. Net als in het eerste deel zien we in de titel al dat we te maken hebben met een herschrijving van het verhaal van een vrouw, alhoewel Medea minder direct naar voren komt dan de historische Ingrid Jonker. Medea is eerder het archetype van de bedrogen vrouw, dan de exacte figuur die we kennen uit de Griekse mythologie. De overeenkomsten zitten in het vreemdgaan van de man, de destructieve reactie van de vrouw die desondanks haar man ook niet echt kwijt wil, en de kinderen die daar tussenin komen te zitten. Het roept heftige beelden op van slaande ruzies en vechtscheidingen:
hem halverwege laten bungelen
uithongeren
versterven
of aan je hakken omhooghengelen
ik help je niet
vader van mijn liefsten
verschrompel in je droge riool
Vegter kaart het traumatische aspect van bedrog en vechtscheidingen en schuwt geen moment de intensiteit van de emoties die daar bij komen kijken. Dit versterkt het sterk confessionele karakter van de gedichten. Hier geen kalme omschrijvingen of overwegingen, maar pure expressie.
Big data is een sterke, maar ook hele emotionele bundel. Daar moet je van houden, doch voor de liefhebbers van confessionele poëzie en feministische herschrijvingen, is het een aanrader.

Anne Vegter, Big data. Dichtenbundel. Amsterdam: Querido, 2020. ISBN: 9789021417257. Prijs: € 16,99