Onlangs werd bekend gemaakt dat de goed ontvangen bundel Pienk ceramic-hondjies van Ryan Pedro de Ingrid Jonkerprys 2021 heeft gewonnen. Deze prijs wordt elk jaar uitgereikt aan de beste debuutbundel in het Afrikaans. Ryan won het hiermee van Uit die kroes van Lynthia Julius en Die waarheid oor duiwe van Gisela Ullyat.
Wie de moderne Afrikaanse poëzie in de gaten heeft gehouden, vooral die van jonge Kaapse dichters van kleur, zal een hoop overeenkomsten ontdekken. Ook deze bundel bespreekt in vrij vers met veel verwijzingen naar popcultuur een Kaapse jeugd en de sporen van apartheid en het nog steeds aanwezige systematische racisme wat daar bij komt kijken. Het is ook niet verbazingwekkend dat Pedro in het dankwoord aan het eind van de bundel Nathan Trantraal en Ronelda S. Kamfer noemt: zij zijn duidelijke inspiratiebronnen.
Toch is ook te merken dat Pedro (geboren in 1993) van net een andere generatie is dan Kamfer (1981) en Trantraal (1983). Zo zijn de verwijzingen naar popcultuur van een andere aard: een gedicht als ‘waar was jy toe frieza vir krillin doodgemaak het en goku vir die eerste keer super saiyan gegaan het?’ zal voor echte ‘90s Kids’ een stuk begrijpelijker zijn dan voor mensen die net iets ouder of jonger zijn. Het risico daarvan is dat deze bundel voor sommige mensen als vrij gesloten over kan komen.
De boodschap van Pienk ceramic-hondjies doet echter denken dat dat een risico is wat Pedro graag voor lief neemt. De gedichten beschrijven een ervaring van een specifieke jeugd: die van een jongen van kleur op het platteland van de West-Kaap, in een vrij specifieke tijdsperiode. Meerdere gedichten verwijzen expliciet naar 2002, een ingrijpend jaar in Pedro’s leven. Het is dus ook zaak de bundel vanuit die specifieke context te benaderen. Pedro helpt de lezer daarbij door bijvoorbeeld muzieksuggesties aan de gedichten toe te voegen die de lezer mee zijn wereld in trekken. Die wereld is er een van een jongen van kleur die met een kritische blik naar de problemen thuis en op school kijkt. De bundel richt zich vooral op zijn mannelijke omgevingsgenoten: zijn vader, vrienden, ooms en andere betrokken mannen. Er wordt getoond hoe mensen van kleur zich nog steeds veel aan moeten passen aan hun witte omgeving. Hoe ga je om met racistische opmerkingen? Wanneer geef je wel of niet een bijdehante opmerking terug?
Een sprekend voorbeeld is het gedicht ‘vir die gees’ waarin Pedro met een klasgenoot van kleur in gesprek gaat die zijn uiterste best doet alle stereotypen te vermijden en door zijn allermooiste Afrikaans te spreken zelfs bij zijn witte klasgenoten uitgenodigd wordt. De vraag die uit dit gedicht, maar ook de rest van de bundel spreekt is simpel: ben je als Zuid-Afrikaan van kleur nog steeds pas ‘goed genoeg’ als je aan de witte standaarden voldoet? Wie bepaalt dat standaard Afrikaans beter zou zijn dan Kaaps Afrikaans? Waarom is volgens de school de muziek van mensen van kleur minder dan de liedjes uit de FAK-bundel? Alhoewel Pedro zelf voor de ‘unapologetic’ houding kiest, toont hij ook begrip voor zijn klasgenoot. Uiteindelijk is dat ook maar een overlevingsstrategie.
Puur esthetisch valt de bundel wat tegen, er springt niet echt een bijzonder ritme of een mooie vorm uit. Pedro toont echter wel dat dat bij deze vorm van geëngageerde poëzie ook niet noodzakelijk is: vorm volgt hier inhoud en de inhoud is ijzersterk.
Pienk Ceramic Hondjies, Ryan Pedro, Kwela, 2020, ISBN: 9780795709869, R. 220.00