Jan van Hoepen is een van de eerste oorlogsfotografen. Hij trok in oktober 1899 met de Boerencommando’s naar het front toen de Anglo-Boerenoorlog ging beginnen. Hij fotografeerde het afscheid van hun familie, de treinreis naar de grenzen, portretteerde soldaten en commandanten, hun tentjes en stellingen. Op 22 oktober 1899, de dag nadat de Engelsen bij Elandslaagte een slachtpartij onder het Hollander Corps hadden veroorzaakt, maakte hij foto’s van de gesneuvelden, in de houding en op de plaats waar zij vielen, sommige gezichten duidelijk herkenbaar.
Een soortgelijke foto maakte hij van de Engelsen, gesneuveld op Tabanyamam, 21 januari 1900. Zijn foto’s gaven het lelijke gelaat van de dood in een gruwelijke oorlog weer. Ook toen de gesneuvelden op Elandslaagte weggehaald waren, lagen er nog de lijken van de paarden. Wereldwijd schokte ook Van Hoepens foto van de First British Trench, Spion’s Kop op 24 januari 1900, waar 64 King’s Royal Rifles al 10 dagen onbegraven lagen in een loopgraaf.
Jan van Hoepen was op 27 februari 1856 geboren in Veere in een familie van varende mensen. Hij was de zoon van Egbert van Hoepen (23.10.1834- 4.4.1921 Vlissingen), gehuwd in 1854 met Johanna Maria Monnier (1834-1905). De vader was bij Jans geboorte nog varensgezel, maar werd later loodsschipper en schipper van de ZHRM reddingsboot. Hij was een gerespecteerd man, die na zijn overlijden in 1921 met een foto werd herdacht in de krant.
Jan van Hoepen huwde op 16 december 1882 te Vlissingen met Margaretha Johanna Goudriaan (geboren 1863, Utrecht), dochter van een smid. Volgens het Suid-Afrikaanse Biografiese Woordenboek (deel IV, 738) kregen zij zeven kinderen, van wie er vijf op jeugdige leeftijd overleden. In Vlissingen vond ik de oudsten: Egbert Cornelis Nicolaas (10.11.1884) en Margaretha Johanna (15.1.1886). Louis Zweers schreef in De Boerenoorlog: Nederlandse fotografen aan het front (Den Haag 1999,18) dat Van Hoepen schipper bij het loodswezen in Vlissingen was geweest en met de ‘Willem Barentsz’ een reis naar het hoge noorden had gemaakt, voordat hij in 1889 met zijn vrouw en twee kinderen emigreerde naar Transvaal. Dat is allemaal juist, maar de gang van zaken was ingewikkelder. Voorjaar 1882 monsterde hij als matroos aan bij de ‘Willem Barentsz’ (uitgezonden door een wetenschappelijke organisatie, bemand met marine-officieren, geleerden en een handvol matrozen), die mei-oktober 1882 voor de vijfde keer een wetenschappelijke expeditie in de Noordelijke IJszee maakte. In het verslag ervan werd Van Hoepen geprezen, omdat hij bij het vertrek, nog in IJmuiden, door in het water te springen een oude bezoeker had gered die te water was geraakt. De gage van deze reis maakte kennelijk het huwelijk mogelijk, dat ongeveer een maand later gevierd werd. Hij bezat nu ook genoeg ervaring (en status? Aanbevelingen?) om loodsschipper in Vlissingen te worden. Beide keren bij het aantekenen van de geboorte van hun zoon en dochter (november 1884, januari 1886) werd die functie opgetekend.
Emigratie en terug
Was Van Hoepen ongedurig, was hij het varen zat, trok de verte of was hij door de goudkoorts bevangen? Op 1 februari 1889 werd het gezin Van Hoepen geregistreerd in de burgerlijke stand van Amsterdam, gekomen uit Vlissingen. Jan van Hoepen was toen zonder beroep; zij woonden op de Brouwersgracht 117. Drie maanden later, op 1 mei, verhuisden zij naar de Westerstraat 35. Als beroep gaf hij nu op ‘Koopman in goud en zilver’. Weer een maand later, 2 juni 1889, werden zij uitgeschreven uit de burgerlijke stand: Jan van Hoepen trok naar Transvaal, zijn vrouw en kinderen gingen terug naar Vlissingen. Daar schreven zij zich op de 26ste juni weer in, met Kaaskade B 24 als adres. Jan stuurde kennelijk spoedig positief bericht uit Transvaal, en al op 30 oktober 1889 reisde Margaretha Johanna Goudriaan met haar twee kleine kinderen (bijna vijf en drie jaren oud) naar Transvaal. Het is niet helemaal helder wat zij in Transvaal deden. Men zegt dat Jan van Hoepen op de mijnen (van ‘de koopman in goud en zilver’ tot ‘gouddelver’) en bij de politie van Johannesburg werkte. De emigratie leverde kennelijk niet het verwachte succes en het gezin Van Hoepen reisde terug naar Nederland. Op 10 februari 1894 beviel mevrouw Van Hoepen tenminste in Vlissingen van een zoon, Jan Daniel Hendrik; kennelijk was men nog maar kort terug, want bij het aantekenen van dit kind was Jan van Hoepen nog ‘zonder beroep’; toen het jongetje echter twee maanden later (29 april 1894) overleed, was Van Hoepen ‘koffiehuishouder’.
Ook die functie bracht geen zekerheid, en begin 1895 reisde het gezin Van Hoepen weer naar Transvaal: Jan van Hoepen, 38 jaar, zonder beroep, lid Nederlands Hervormd Kerk, mingegoed, reden van vertrek: bestaansverbetering. Met vrouw en twee kinderen. Volgens Zweers werkte hij na terugkeer bij de Western Rand Mines tot de Jameson Raid, moest in de bewakingsdienst en daarna (1895) werd hij ‘reizend fotograaf’, met zijn elf, twaalfjarige zoon. Jameson gaf zich op 2 januari 1896 over, dus werd Van Hoepen pas in 1896 fotograaf, of hij had de mijn al voor de inval door Jameson verlaten. Duidelijk is wel dat hij die functie vervulde toen op 19 februari 1896 de dynamietfabriek in Maraisburg (Johannesburg) ontplofte: hij maakte er een reeks foto’s van.
Het gezin Van Hoepen woonde later in Pretoria en behoorde tot de gereformeerde kerk. Geen vaste baan en geen vast inkomen dus, en zo nu en dan probeerde hij (tevergeefs) een overheidsfunctie te vinden. Hij stuurde aan de familie in Vlissingen echter kennelijk een positief beeld van het leven in Transvaal, want in 1898 arriveerden ook een jongere broer en zijn vrouw, Cornelis Jacobus van Hoepen (geboren 1873) en Maria Westdorp (1877), in Pretoria. Die broer kwam wel met een vaste baan: bij de Nederlandsche Zuid-Afrikaansche Spoorwegmaatschappij; zij kregen er in juni 1899 een dochter, maar de Anglo-Boerenoorlog betekende dat het gezin Van Hoepen-Westdorp in juni 1900 het land werd uitgezet. Zij zetten hun leven verder in Nederland.
Weer naar Nederland
Ook voor Jan van Hoepen en zijn gezin had de oorlog grote gevolgen. Zijn zoon van slechts vijftien jaar sloot zich direct aan bij de Boerencommando’s maar werd reeds bij Ladysmith gevangengenomen en naar Pretoria gestuurd om naar school te gaan. Na de Engelse bezetting van Pretoria begin juni 1900 reisden hij en zijn zusje naar Nederland, waar zij zich op 17 september 1900 in het raadhuis van Vlissingen lieten inschrijven, hun ouders pas op 3 maart 1901. Bij vader Jan werd ingeschreven dat hij geen lid van een kerk (!) was (vrouw en kinderen waren Nederlands Hervormd) en ook geen beroep. Helemaal berooid was hij niet: zijn in vele bladen en vele landen afgedrukte foto’s stonden hem tenminste toe een huisje te kopen in Koudekerke dat het gezin vanuit de Vlissingse Beursstraat D 29 op 18 september 1901 betrok. Na de oorlog in 1902 schreef Van Hoepen aan het Britse bestuur dat hij weer zijn fotografisch beroep in Pretoria wilde opnemen, waartegen geen bezwaar bestond. Hij opende een studio in Pretoria en stierf in 1922, in Bloemfontein.
Zijn zoon hernam in 1900 zijn schoolwerk en werd in 1902 student aan de Technische Hogeschool in Delft. Hij studeerde mijnkunde en promoveerde in 1908 in de minerealogie. Hij trouwde in 1909 (Delft, zijn zuster trouwde er het jaar ervoor met Cornelis Ploos van Amstel) en werd vervolgens als paleontoloog verbonden aan het Transvaal Museum in Pretoria (1910-1921) en als directeur van het Nationale Museum in Bloemfontein (1922-1950). Een actief publicist en maatschappelijk betrokken man; hij overleed in 1966.
Meer dan alleen oorlogsfotograaf
Een van de wetenschappers op de ‘Willem Barentsz’ beoefende de fotografie voor wetenschappelijke doeleinden en ook voor het vastleggen van de omgeving. Heeft Van Hoepen toen misschien kennis gemaakt met die nieuwe techniek? Al in 1895 presenteerde Jan van Hoepen zich als fotograaf – dus al jaren voor de oorlog die hem bekend maakte. Ook voor oktober 1899 maakte hij mooi werk. Foto’s van Pretoria bijvoorbeeld: station Pretoria-West, met lange rij van wachtende zwarte passagiers, de Aapiesbrug, de Wonderboom; zijn Paleis van Justitie aan Kerkplein hangt zelfs in het J.P. Getty Museum. De omschrijving die Zweers van hem gaf als reizend fotograaf, geholpen met zijn van school gehaalde zoontje, geeft misschien onbedoeld een zielig, onbeholpen beeld. Heel wat meer fotografen van naam uit die jaren trokken echter rond, H.F. Gros maakte honderden foto’s verzameld in zijn series Pictoresque Aspects en Pictorial Description of the Transvaal (1888, 1889). Het is weinig bekend, maar Van Hoepen maakte een mooie reeks van 46 foto’s van de spoorwegen, bruggen en stations van de Pretoria-Pietersburg Spoorwegmaatschappij, afgedrukt in het imponerende album Gezichten Pretoria-Pietersburg Spoorweg (mei 1899).
Het is duidelijk dat Van Hoepen ook foto’s voor de NZASM maakte – zij gebruikte zelfs een foto van Van Hoepen in haar reclames. Van enkele van de lange reeks van foto’s zonder de namen van de makers van de Oosterlijn die de NZASM-directie verzamelde, staat vast dat Van Hoepen de maker was. Het zullen er in feite veel meer zijn geweest.