Door haar naam aan een mooie brug te verbinden eerde Amsterdam onlangs de verzetsvrouw Truus van Lier. Zij was lid van de Amsterdamse studentenverzetsgroep CS-6 en liquideerde op 3 september 1943 de foute NSB-hoofcommissaris van politie van Utrecht Kerlen. Zij werd op 24 november 1943 in Sachsenhausen gefusilleerd, samen met nog twee leden van CS-6, Reina Prinsen Geerligs en Nel Hissink-Kossen. Van die drie is de naamsbekendheid van Reina Prinsen Geerligs het grootst: een straat met een plaquette, een school (intussen zonder de naam, gefuseerd) en een literaire prijs die in principe elk jaar vanaf 1947 tot 1979 aan een reeks Nederlands schrijvende auteurs toegekend werd, onder wie Van ’t Reve, Mulisch, Remco Campert, Bernlef, en als laatste Leon de Winter. En aan zeven Afrikaanse dichteressen en schrijvers.
Reina Prinsen Geerligs had op zich genomen een andere foute politieluitenant, Kaay, te liquideren. Zij stond klaar dat te doen, maar deed het niet omdat hij een kind op de knie had. Een andere verzetsgroep doodde hem de dag erop. Ze werd wat later betrapt met een pistool op zak en werd door de Duitsers beschuldigd van de dood van Kaay. Zij bekende, opdat de Duitsers geen verder onderzoek naar de daders zouden gaan doen. Na de bevrijding besloten haar ouders haar te eren met de instelling van een literaire prijs. Geboren in Semarang maar opgegroeid in Amsterdam, was Reina Nederlands gaan studeren met de bedoeling om schrijver te worden; er zijn inderdaad enkele opstellen van haar hand verschenen. Als studente kreeg zij contact met jonge kunstenaars en radicale wereldverbeteraars. Zij behoorde tot de kerngroep van CS-6 (Corelli 6, het ouderlijk huis van de mede-oprichters Jan Karel (Janka) en Gideon (Gi) Boissevain). In haar eigen woning Koninginneweg 121 (haar ouders waren in Laren gaan wonen) werd de nieuwe wereld voorbereid, cursussen en andere activiteiten georganiseerd. Nog maar net 21 jaar oud, liep zij met Truus en Nel zingend naar de executieplaats.

De Prinsen Geerligsprijs werd toegekend aan jonge Nederlands en Vlaams schrijvende auteurs. Reina’s ouders, R.C. Prinsen Geerligs en H.C. Prinsen Geerligs-Zon, wilden naar aanleiding van 300 jaar Kaapstad in 1952 dat een Zuid-Afrikaanse schrijver de prijs kon ontvangen. Onder de leden van het bestuur en vooral de juryleden bestond daar bezwaar tegen vanwege het apartheidsbeleid. Er werd een oplossing gevonden: ‘ter ere van de Van Riebeeckherdenking werd in 1953 tevens een prijs beschikbaar gesteld voor Zuid-Afrika’. Met een eigen jury: de heren prof. G. Dekker (Potchefstroom). D.J. Opperman (Kaapstad), prof. W.E.G. Louw (Grahamstad), prof. N.P. van Wyk Louw (Amsterdam) en dr. F. Oosterhof.
Het betekende dat op 6 april 1953 Ina Rousseau werd geëerd met de prijs voor de bundel Die verlate tuin. Om de drie jaar heeft vervolgens tot 1976 een jonge auteur (onder de 30, dat was de limiet) de Prinsen Geerligsprijs gekregen: 1956 Peter Blum (Steenbok tot Poolsee), 1962 Abraham H. de Vries (Hoog teen die heuningkrans/Verlore Erwe/Vetkers en neonlig), 1965 André P. Brink (Lobola vir die lewe/Die ambassadeur), 1968 Breyten Breytenbach (Die huis vir die dowe), 1971 Fanie Olivier (Gom uit die sipres), 1976 Antjie Krog (Mannin en Beminde Antarktika). Auteurs die hun naam in de volgende jaren bevestigden, wat niet geldt voor álle geëerde Nederlands/Vlaamse auteurs. Na 1979 beëindigde hun zoon de activiteiten voor de prijs. De heer en mw. Prinsen Geerligs waren overleden, de belangstelling daalde en de kwaliteit en sfeer van de ingediende teksten stonden hem tegen, evenals eerder al ook zijn ouders. Al na 1976-1977 waren de activiteiten voor de Zuid-Afrikaanse prijstoekenning beëindigd.

Fanie Olivier, Gom uit die sipres (639.36 H1 OLIV)

Peter Blum, Steenbok tot poolsee (839.36 36 H1 BLUM)


De bekendmaking van de Reina Prinsen Geerligsprijs voor Afrikaanstalige schrijvers in 1952 meldde dat kandidaten in Nederland hun werk konden inleveren op het kantoor van de Nederlands Zuid-Afrikaanse Vereniging (NZAV) in Amsterdam. Weldra bleek, dat de NZAV ook de administratie verzorgde evenals de bijeenkomsten voor de bekroning. Het echtpaar Prinsen Geerligs bezocht ook tot op hoge leeftijd de maandelijkse koffiemaaltijd voor Zuid-Afrikaanse studenten en docenten op de Keizersgracht. Wat in de bekendmaking van 1952 niet stond, was dat de extra kosten en wat later ook de geldprijs van f 200 werd gedragen door de Nederlands Zuid-Afrikaanse Vereniging. Dat leert een bescheiden archiefje, bewaard in het Archief van het Zuid-Afrikahuis.