Historische romans zitten de laatste decennia in de lift en Zuid-Afrikaanse schrijvers bekleden daarbij een prominente plek. Denk aan Pieternella van die Kaap (2000) van Dalene Matthee, over de dochter van de inheemse Krotoa/Eva en VOC-functionaris Pieter van Meerhoff, Eilande (2003) van Dan Sleigh, die de lotgevallen van Krotoa en Pieternella beschrijft door de ogen van zeven mannen die hen kenden, of Philida. ’n Slaweroman (2012) van André P. Brink, over een negentiende-eeuwse slavin. De romans zorgden bij hun verschijnen internationaal voor een literaire sensatie. Het onderbelichte perspectief van een inheemse vrouw – een stem die amper bewaard is in de historische archieven – vormt het centrum van een vertelling over een vormend deel van de geschiedenis. Hoe verschuift dit ons beeld van het koloniale verleden? En welke inzichten bieden zulke romans, naast het vertrouwde geschiedenisboek?
Het is interessant dat auteur Joyce Bergvelt er bij de presentatie van haar historische roman Commandeur van de Kaap. Historische roman over het leven van Simon van der Stel (Amsterdam, 17 juni 2022) geen geheim van maakt dat ze niet zelf de Kaapse VOC-archieven heeft bezocht, of het Nationaal Archief in Den Haag is ingedoken, maar benadrukt dat ze zich bij het schrijven primair heeft laten leiden door een fascinatie voor haar hoofdpersoon, Simon van der Stel, via de blik van vijf vrouwen in zijn leven. Welk nieuw licht werpt deze publicatie op Van der Stel en de koloniale Kaap, en welke plaats heeft deze historische roman binnen een uiteenlopend genre?
Kaapwaarts
De Nederlandse sinologe Bergvelt debuteerde in 2015 met haar historische roman Formosa voorgoed verloren,over de VOC in Taiwan, en ze richt met Commandeur van de Kaap haar pijlen op hét overslagpunt in Afrika uit de VOC-tijd. Tegelijkertijd beweegt ze met reden weg van Jan van Riebeeck, door Karel Schoeman (2008, inleiding) beklaagd als ‘the starting point in too much of South African historical pedagogy’. Van Riebeeck mag dan stichter en commandeur (1652-1662) zijn van de verversingspost die zou uitgroeien tot Kaapstad, maar Simon van der Stel ontwikkelde de Kaap. De VOC erkende zijn inspanningen, verhief de verversingspost tot kolonie, en bevorderde Van der Stel van commandant (1679-1691) tot gouverneur (1691-1699). Hij zou er tot zijn overlijden in 1712 wonen. Dit deel van de geschiedenis is genoeglijk bekend, en door Bergvelt overzichtelijk opgesomd in een historische tijdlijn over zijn leven achterin het boek.
Een grote verdienste van Bergvelts roman is dat Van der Stels bekende Kaapse jaren belicht worden vanuit die onbekendere episode uit zijn leven: de periode vóórdat hij naar de Kaap kwam. Hiermee hangt een volgende kwaliteit van het boek samen: voor de Kaapse periode worden niet nog eens de feiten over Van der Stels exorbitante slavenhuishouding, landtoeëigening, en wispelturigheid onder elkaar gezet, maar Bergvelt verdiept en problematiseert door in te gaan op Van der Stels moeizame verstandhouding met de VOC, die blijkt te wortelen in zijn jongere jaren in de Oost en in de Republiek. Voor zo’n biografische verkenning is de verdeling van het boek in de drie gedeelten Ex Patria, Patria, en Kaap de Goede Hoop zowel logisch als noodzakelijk.
‘Mesties’
Commandeur van de Kaap laat overtuigend zien dat Van der Stel aan de Kaap eigenlijk niet begrepen kan worden zonder zijn achtergrond mee te wegen: een jongen die geboren is op zee, die als commandantszoon eerst opgroeide op Mauritius, daarna Ceylon, die zijn vader verloor op een op voorhand gedoemde VOC-expeditie, zijn moeder verloor in Batavia, waar hij een moeilijke relatie onderhield met zijn stiefvader, en in 1660 naar Amsterdam trok om aan het Athenaeum Illustre te studeren. Van der Stel zelf zag het ook zo, blijkt wanneer hij aan zijn vrouw schrijft dat de Heeren XVII, bestuurders van de VOC, hem de positie van commandant aan de Kaap hebben aangeboden:
‘Ze zijn vol lof over me’, vertelt hij opgetogen. ‘Ze zeggen dat ze uitgebreid over mij hebben gesproken naar aanleiding van alle aanbevelingen die ze links en rechts over mij hebben gekregen. Mijn doortastendheid, mijn studie en kennis over de landbouw, mijn achtergrond als kind in verschillende VOC-contreien, mijn goede reputatie, de uitstekende familiecontacten en zelfs de dood van mijn vader – die door de heren als tragisch offer wordt beschouwd voor de compagnie – hebben blijkbaar een rol gespeeld bij mijn benoeming’. (180)
Er ontstaat een beeld van een eigengereid avonturier die niet kon aarden in de Republiek en die een lastige verhouding onderhield met zijn enige ontsnappingsmogelijkheid daarvandaan, de VOC. De lezer ontdekt dat Simon van der Stel ‘mesties’ was, een technische term vanuit de bestuurskamers van de VOC voor mensen van gemengd Europees-Aziatische afkomst. ‘Mestiezen’ konden niet zonder speciale vrijstelling van de VOC naar de Republiek zeilen, zelfs Simon van der Stel niet.
In de vorige eeuw hebben historici er al wel op gewezen dat Simon van der Stel een Hollandse vader en (welzeker) een Maleisische moeder had. Ze redeneerden dat er niet op mensen met gemengd bloed neergekeken werd omdat er een precedent was bij de benoeming in hoge ambten. Commandeur van de Kaap zet erop in dat Van der Stel echter voortdurend met vooroordelen te maken had. Hier praat gouverneur-generaal Van Goens met Van der Stels slavin Susanna:
‘Je moet hem wel waarderen om wat hij allemaal heeft gepresteerd. Vooral gezien het feit dat hij een mesties is.’ Bij het horen van het woord recht ze [Susanna] ineens haar rug, de rest hoort ze niet meer. Mesties. Haar mond valt open van verbazing. Dat woord heeft ze van mevrouw geleerd. Is meneer Simon dan van gemengd bloed? Een Hollandse vader, een Aziatische moeder. Natuurlijk. Meneer Simon noch Willem verbrandden ooit in de zon, wat bij de meeste Hollanders wel het geval was. De ogen van Hendrik, de veel fijnere bouw van Katrijn, zo anders dan die van haar tante Cornelia, en het stugge, bijna zwarte haar van Cornelis en Frank. Waarom heeft ze dat niet eerder gezien? (301)
Raciale vooroordelen en stereotypen zijn terecht een pad om grondig te verkennen. De roman blijft op dat gebied helaas wat vlak, wat mede te maken heeft met de nadruk op de term ‘mesties’ als kern in Van der Stels identiteit. Dat gaat ten koste van andere aspecten die de verhoudingen tussen sociale klassen en ‘rassen’ toentertijd mede bepaalden – bijvoorbeeld de onwaarschijnlijkheid dat een gouverneur-generaal met de slavin van zijn ondergeschikte roddelt over diens afkomst.
Niettemin hebben (kunst)historici wel betoogd dat Van der Stels huid op het portret dat ook de kaft van Commandeur van de Kaap siert weliswaar blank is, maar dat verdere gelaatstrekken een gemengde afkomst kunnen suggereren. Zijn er van deze commandeur zo weinig portretten bekend omdat hij bijvoorbeeld zijn zelfbeeld stevig censureerde? Bestaat er een (mogelijk) bewust verzwegen of naar de achtergrond verdrongen zeventiende-eeuws discours over huidskleur? Zo biedt de roman een prikkelende visie op een koloniale machthebber, en staat Commandeur van de Kaap midden in het dekoloniale debat van vandaag de dag.
Vijf vrouwen
Aansluiting bij de actualiteit vindt Commandeur van de Kaap daarnaast via vijf vrouwen die ieder in een eigen hoofdstuk in relatie tot Van der Stel staan: Simons (Maleise) moeder Maria Lievens, zijn stiefmoeder Elisabeth Calandrini, zijn echtgenote Johanna Six, zijn schoonzuster Cornelia Six die met hem en zijn zes kinderen meeging naar de Kaap, en zijn huisslavin Susanna van Ceylon, die van jongs af aan in zijn huis opgroeide. Tijdens zijn jaren in de Republiek trouwt Simon Johanna Six, maar die blijft achter als hij in 1679 voorgoed vertrekt naar de Kaap. Vanaf dat moment ligt de wereld voor de romancier open, zoals Bergvelt in haar nawoord schrijft: ‘Dat het huwelijk tussen Simon van der Stel en zijn echtgenoot [sic] Johanna Six slecht was, was alom bekend […]. De relatie die hij had met zijn schoonzuster Cornelia, zijn slavin Susanna van Ceylon en zijn latere (vrijgeboren) huishoudster Francina van de Caep berusten op mijn verbeelding. Het had zo kunnen zijn.’ (330)
Susanna voelt echter weinig voor Simon, maar wel voor Titus, een (gefictionaliseerde) slaaf, hoewel een relatie tussen slaven door de VOC niet is toegestaan:
‘Laat me je bevredigen’, zegt hij [Titus]. ‘Alsjeblieft. Ik zal niets doen wat je niet wilt. Laat me dit voor je doen.’ Susanna kromt haar rug, en kreunt zwakjes. Ze voelt alsof ze op exploderen staat. ‘Ontspan je,’ fluistert hij in haar oor. Er is geen weg meer terug. Wat ze voelt aankomen kan ze niet langer tegenhouden, al zou ze dat willen. En dat wil ze niet. Volledig is ze aan hem overgeleverd. Aan zijn handen, zijn vingers, zijn mond. (289)
Wanneer Van der Stel fysiek toenadering zoekt, bijt Susanna hem, tot bloedens toe, ‘zo hard als ze kan’ (280), voordat erger kan gebeuren. De gewilde maar verboden relatie met Titus en de ongewilde verlangens van Van der Stel creëren een scherp, betekenisvol contrast, helemaal als we bedenken dat (mannelijke) VOC-officieren zich maar al te vaak vergrepen aan slavinnen. Zo krijgt ook dit verwrongen aspect van de koloniale samenleving en van Van der Stels machtsperversiteit aandacht – en wordt de lezer ook nog eens subtiel de wereld vanuit de vrouw getoond.
De beschouwing vanuit de vrouw is jammer genoeg niet overal even consequent doorgevoerd. De flaptekst van Commandeur belooft dat het portret van Van der Stel vorm krijgt ‘door de ogen van’ vijf vrouwen in zijn leven. Dat doet denken aan Eilande, datin zeven hoofdstukken via zeven mannen strategisch werkt met een personaal perspectief en bijbehorende focalisatie. Commandeur valt vaak terug op een alwetende verteller en dringt lang niet altijd door in de hoofden van de personages. Dat is jammer. De episode met Susanna geeft de indruk dat de andere vier eerdere vrouwen in het boek bestaande denkbeelden over het koloniale verleden nog verder zouden hebben kunnen problematiseren, door Van der Stels karakter en daden nog verder te bevragen.
Tot besluit
Commandeur van de Kaap vormt een veelkantige toevoeging aan de historische romans over de Kaap onder VOC-bestuur. De roman werpt een niet gehoord deel van de geschiedenis voor het voetlicht maar laat zich ook vrijblijvender lezen als een spannend verhaal dat zich eenvoudigweg in het verleden afspeelt.
Commandeur van de Kaap laat de kritische lezer met genoeg prikkelende vragen achter: de roman zoomt in op zeven momenten in Van der Stels leven, maar wat gebeurde er in de jaren daartussen, en welk verhaal lezen we dan? Welke rol nam Simon aan tegenover zijn zoon, Willem-Adriaen, die hem als gouverneur opvolgde, de Kaap (nog meer) als persoonlijk wingewest bestuurde, de bevolking tegen zich gekeerd zag, en vanuit Amsterdam gedwongen moest worden om op te stappen? Waar ligt de grens tussen een historische roman en een gefictionaliseerde biografie?
Het is veelzeggend dat er – na het succes van Matthee, Sleigh en Brink – nu een bereisde, Nederlandse auteur opstaat die bovendien een minder vaak beschreven maar minstens zo dubieuze periode als die van Van Riebeeck belicht. Joyce Bergvelt wijst Nederland nieuwe ingangen om zelfkritisch naar het verleden te kijken en laat zien dat het niet eng hoeft te zijn om ‘het’ kolonialisme in de ogen te kijken, maar dat het bevrijdend kan zijn om alternatieve geschiedenissen te verkennen.
Title: Commandeur van de Kaap. Historische roman over het leven van Simon van der Stel.
Auteur: Joyce Bergvelt.
Uitgeverij: Edam: LM Publishers, 2022
Verder lezen
Karel Schoeman. Patrisiërs & prinse. Die Europese samelewing en die stigting van ‘n kolonie aan die Kaap, 1619-1715. Pretoria: Protea, 2008.
Gilbert Waterhouse. Simon van der Stel’s Expedition to Namaqualand, 1685. London: Longmans, 1932.
Tycho Maas – North-West University, Potchefstroom – 44236352@nwu.ac.za