Archief

Dr. MacLeod en zijn Transvaalse patiënten (1900) 

10 augustus 2023
Auteur: Dr. G.J. Schutte
Foto: Zuid-Afrika Huis, Amsterdam. Collectie D.J.E. MacLeod, 5 E.

Delen:

Al voordat op 11 oktober 1899 de Anglo-Boerenoorlog begon, werd in Nederland besloten medische zorg te gaan geven aan de strijders. Een eerste ambulance vertrok al op 22 oktober 1899, onder leiding van dr. G.W.S. Lingbeek, die voor 1890 tien jaar huisarts in Pretoria was. Een tweede ambulance, georganiseerd door het Nederlandse Rode Kruis, vertrok begin april 1900 en kwam op 16 mei in Lourenço Marques (Maputo) aan. Op 20 mei arriveerde het ambulancepersoneel in Pretoria.

Een van de dokters van deze tweede Ambulance was dr. Donald J.E. MacLeod (1871), Officier van Gezondheid 2de klasse bij het 1ste Regiment Infanterie te Leiden. Hij ging direct aan het werk in het Hospitaal, dat sinds oktober 1899 gehuisvest was in het gebouw van de Staatsmeisjesschool. Een paar dagen voordat de Engelsen Pretoria innamen (5 juni 1900)werd MacLeod met de ambulancetrein verplaatst naar Waterval-Onder, een week later naar Nooitgedacht, nog verder oostwaards langs de spoorlijn naar Mozambique.

In Nooitgedacht werd in twee treinwagons en vijf tenten een hospitaal opgesteld. MacLeod gaf er leiding aan drie verpleegsters, een verpleger, twee onderwijzeressen, van wie één het hoofd van de huishouding mevr. Lamaison-van Schouwenberg assisteerde, een apotheker, een kok en een kokkin, en allerlei hulpen. Zijn patiënten bestonden uit zo’n negentig gewonden, Boeren en vooral Engelsen, maar ook zieken uit de omgeving en onder de krijgsgevangenen. Er waren 1500 Engelse soldaten en 20 officieren krijgsgevangen gemaakt, die werden bewaakt door 300 Boeren.

Aan boord van de ‘Bundesrath’ op weg naar Zuid-Afrika, april 1900 / Zuid-Afrika Huis, Amsterdam. Collectie D.J.E. MacLeod, 5 E.

Het spreekuur

Hoofden van de ambulances moesten regelmatig rapporteren aan het Hoofdbestuur van het Rode Kruis in Den Haag. Hun rapporten werden soms doorgestuurd aan de dagbladen. In Nelspruit vond MacLeod op 5 september een uurtje de tijd om zijn verslag te schrijven, duidelijk opgesteld voor een breder publiek. Zo’n ambulance, begon hij, is bepaald iets anders dan een dokterskamer of ziekenzaal in Nederland. ‘Men kan zich bijvoorbeeld het gezicht van een zuster voorstellen wanneer ze een Boer heel genoeglijk met zijn laarzen aan in bed vindt liggen en dergelijke dingen meer.

Zoo gebeurt het nogal eens dat een patiënt die eenigen tijd verpleegd is geworden plotseling, zonder boe of ba te zeggen, verdwenen is, hetgeen niet bepaald beleefd te noemen is, maar aan den anderen kant zijn ze toch ook heel dikwijls heel aardig en hartelijk.

Maar in zijn fort is een Boer eigenlijk pas zoo op het spreekuur in de polikliniek; dan is er dikwijls een groote dosis geduld noodig om zijn kalmte te bewaren, vooral als er een beetje veel na elkaar komen.

Een kleine schets hoe dat gewoonlijk gaat. Er staat er een al een tijdje buiten den trein te draaien, hij krijgt je eindelijk in het oog en vraagt: “Waar is die dokter?”

Hier is die dokter. “Is jij die dokter?” Ja, ik is die dokter, kom man, een beetje binnenkant.

Hij stapt op den trein en komt voetje voor voetje den gang door wandelen, zoodat de dokter in zijn compartiment al van ongeduld zit te trappelen voor hij eindelijk arriveert. Als het goed is heeft de patiënt een dikke cachenez [warme das] om hals en hoofd gebonden en als hij ook maar een beetje ziek is, trekt hij een gezicht alsof hij op het punt is zoo den laatsten adem uit te blazen. Want hyp zijn ze. “Morre dokter”. Dit zegt de beleefde soort, de anderen zeggen niets.

Morre, zit man, wel, wat mankeer jou? Het is absoluut noodig dadelijk maar deze vraag te doen, anders zou de patiënt gaan zitten en je blijven aanstaren tot in het oneindige, zonder iets te zeggen. (Wat scheelt er aan, zouden ze niet begrijpen).

Een enkelen keer wil er nu eens een heel slim zijn en zegt; “Nu die dokter mot mij net een beetje examineer en kijk, wat ik mankeer”.

Maar anders begrijpen ze, dat ze moeten vertellen waar ze last van hebben, en dan beginnen ze hun klachten af te draaien, altijd precies hetzelfde: Koopzeer (sic), pijn tusschen die blad in die rug en in die nieren, die lever die opzwel, banje hoesten bij welke gelegenheid die longpijpen toetrek, die maag die zoo banje werk onder- en boven toe, die maag die werk het schoone bloed en darmschraapsel en dan het geliefkoosde onderwerp der aambeien (heel iets anders dan wat wij er onder verstaan, tenminste gedeeltelijk). “Dokter mot weet, ek is een man die banje geplaag is met die aambeien”. Aambeien in de maag, in de nieren, op hun oogen zelfs!

Het veldhospitaal bij Nooitgedacht, Transvaal, eind augustus 1900 / Zuid-Afrika Huis, Amsterdam. Collectie D.J.E. MacLeod, 5 E.

Op therapeutisch gebied hebben ze, wat nogal verstandig is, een groote vereering voor wat ze noemen een purgatie, en castorolie [wonderolie, ricinusolie] is het meest populaire middel in heel Transvaal, zoo zelfs dat ieder die in een winkel een vrij grooten inkoop doet een fleschje castorolie op den koop toekrijgt.

Maar verder hebben ze, omdat geneeskundige hulp voor hen dikwijls zoo moeilijk te verkrijgen is, natuurlijk een massa huismiddeltjes, kampdruppels, levenselixir, haarlemmerolie, kraamdruppels, enz. Op versche wonden leggen ze tabak en gries (wagensmeer) is een geliefkoosd middel om overal op te smeren, ook op wonden.

Een kind dat inflammatie (longontsteking) heeft moet gewikkeld worden in het versch afgestroopte vel van een roode kat [kalf?] en kinderen worden ook dikwijls getracteerd op de maaginhoud van een pas geschoten bok, want zoo’n bokje eet in de bergen allerlei banje, goede kinderen.

Dat een zieke een aftreksel van bluezon (eucalyptus) bladeren drinkt spreekt om zoo te zeggen vanzelf en dat de dokter dikwijls gevraagd wordt om een permit voor een bottel drank te schrijven om met Kenijn (quinine) tegen de “koors” te drinken is ook zeker, al staan ze dan ook onder sterke verdenking van den drank en de kenijn toch maar liever ieder apart te nuttigen’. (Algemeen Handelsblad, 20 oktober 1900)

Staand vlnr: Zuster Smit, dokter MacLeod, zuster Smit, hulpverpleger Van der Steen van Ommeren, mej. Roodhuyzen; zittend vlnr: Zuster Schipper, ?, directrice Beynen, mevr. Lamaison, mej. Wiersma / Zuid-Afrika Huis, Amsterdam. Collectie D.J.E. MacLeod, 5 E.

MacLeod wist het: geneeskundige hulp was omstreeks 1900 op het Transvaalse platteland, zeker gezien de afstanden, moeilijk te vinden. Hij ging dan ook met begrip en tact om met de patiënten – en met de Hollandse verpleegsters! Dr. G.W.S Lingbeek, die de eerste periode aan MacLeod leiding gaf en eind september in Lourenço Marques de leiding van de ambulance weer van hem overnam, had alle ‘lof en hulde aan collega Mac Leod’. Hij had immers ‘onder moeilijke omstandigheden als de retraite uit Transvaal, op zo uitstekende wijze alles regelde. Ook de geest onder het met hem werkende personeel was uitstekend, dank zijn takt’ (Algemeen Handelsblad,19 november 1900).

 J.H. Combrink Jr, Weltevrede 20 Augustus 1900 [aan] Den Wel.Ed. heer Ambulans Docter, Nooitgedach

 Wel Ed. Heer, Wees als u belief zoo spoed, en stuur voor mijn vrouw weeder medizijn die ander is klaar en mijn vrouw is nog erg pijnelijk. Hoofdpijn en pijn in die rug en tussen die schouders en die Kruis en op die Blaas en zij heef die verandering straf. stuur mij dan als u belief medezijn ik kan zelfs niet kom en een sitivicaat [certificaat, recept] voor een Bootel dram om er kruiden op te doen. uw Vriend J.H. Combrink Jr

MacLeods verhaal over zijn Transvaalse patiënten verscheen in oktober 1900 in enkele Nederlandse kranten. Ook nog in 1900 schreef de uitgever-journalist J.A. Wormser te Pretoria een soortgelijke schets Wat ik zag en hoorde op een Ambulancetrein. Ervaringen van de Roode-Kruis-man (Zuid-Afrikaansche geschriften; Dordrecht: Corns. Morks CZ., 1900. 24 blz.). Of Wormser gestimuleerd was door MacLeods verslag is mij onbekend.

MacLeod verliet Lourenço Marques in december 1900, knoopte er een vakantie in Italië aan vast en meldde zich begin februari 1901 bij de Infanteriekazerne waarvanuit hij tien maanden eerder was vertrokken.

President Kruger, Lourenço Marques, 28 oktober 1900 / Zuid-Afrika Huis, Amsterdam. Collectie D.J.E. MacLeod, 5 E.

Meer nieuws

2 mei 2024, Actueel
De poëtica van verwantschap
De sectie Nederlands van het Departement Moderne Talen van de Universiteit van Luik organiseert een lezing en een voorstelling met als titel “De poëtica van verwantschap: een postkoloniale verkenning van transnationale banden met Nederland”. De voorstelling vindt plaats op 16 mei, van 19u30 tot 21u30, in TURLg – Salle du Théâtre 1 (1B Quai Roosevelt, […]
9 april 2024, Actueel
In Memoriam Bart de Graaff
Onverwacht is in Pretoria de historicus dr. B.J.H. (Bart) de Graaff (64) overleden. Prof. dr. G.J. Schutte schreef een In Memoriam, ter nagedachtenis.
4 april 2024, Actueel
Augure, het speelfilmdebuut van Baloji
Imagine Filmdistributie brengt Augure (Omen) op 18 april uit in de bioscopen. Het speelfilmdebuut van de Belgisch-Congolese filmmaker, muzikant en kunstenaar Baloji werd in Cannes bekroond met de New Voice Prize. In een magisch-realistisch Congo kruisen de paden van vier personages, die door hun familie en gemeenschap als heksen of tovenaars worden beschouwd. Alleen door wederzijdse hulp […]

Bezoekadres

Keizersgracht 141-C
1015 CK Amsterdam
+31(0)20-6249318

Openingstijden

Vragen en afspraken

Neem contact op

Volg ons