Met Eugene schreef Kirby van der Merwe een eigentijdse schelmenroman. Soms is humor de enige uitweg.
Eind april kwam het nieuws dat Eugene van Kirby van der Merwe dit jaar bekroond wordt met de Eugène Marais-prijs. Dit is een prijs die door de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns wordt toegekend voor een eerste of tweede literair werk in het Afrikaans.
Van der Merwe debuteerde in 1999 met de roman Klapperhaar slaap nie stil nie. Hij maakte deel uit van een nieuwe generatie bruine Afrikaanse schrijvers die na het einde van de apartheid voor het eerst van zich lieten horen. Auteurs als Abraham Phillips, E.K.M. Dido en A.H.M. Scholtz zorgden destijds voor een doorbraak, omdat ze van binnenuit over het leven van de bruine gemeenschap schreven. Daarmee voegden ze een belangrijk nieuw perspectief aan de Afrikaanstalige literatuur toe. (Over een essentialistisch begrip als ‘dé’ bruine gemeenschap zijn we sindsdien overigens genuanceerder gaan denken.)
Maar terwijl generatiegenoten als Phillips, Dido en Scholtz als schrijvers misschien enigszins naïef overkwamen (Phillips stuurde zijn autobiografische novelle Die verdwaalde land in een schoolschriftje naar André Brink, met een briefje waarin hij zich verontschuldigde met ‘Ek is standerd 4 uit die skool…’), en zich, zoals Dido zou erkennen, hoofdzakelijk richtten op hun ‘eigen mensen’, manifesteerde Van der Merwe zich van meet af aan als een schrijver die qua eruditie en literair vakmanschap beslist niet onderdeed voor de witte schrijvers die de Afrikaanse literatuur op dat moment domineerden. Hij verzette zich dan ook tegen het predicaat ‘bruin skrywer’. ‘Ek het nie ’n probleem met my herkoms en afkoms nie’, verklaarde hij in maart 2000 in een interview in Die Burger. ‘Ek het ’n probleem as daar na my as bruin skrywer verwys word. Dit gaan nie oor kleur nie. Dit gaan oor die boek. Daar moenie ander reëls op my toegepas word nie.’
Klapperhaar slaap nie stil nie was een belofte. Daarom is er reikhalzend uitgekeken naar Van der Merwes tweede roman. In de tussenliggende 23 jaar heeft de auteur niet stilgezeten. Hij is een hoog aangeschreven journalist, beeldend kunstenaar en vertaler. Hij schreef een radiodrama, Krokodil, dat meteen in de prijzen viel, alsmede een roman en een novelle waarvan hij zelf besloot dat ze ‘niet werken’ en dus liever in de la moeten blijven. En in 2022 verscheen dus eindelijk Eugene, een roman die hij in slechts vier maanden tijd heeft geschreven.
’n Gentleman-skollie
Eugene is opgebouwd als een raamvertelling. De roman begint en eindigt in 2017. In de tussenliggende hoofdstukken wordt er teruggeblikt op het leven van de hoofdpersoon, Eugene, en de tijd en het land waarin hij opgroeide.
In een van de eerste hoofdstukken wordt Eugene tijdens een wandeling in de Walter Sisulu Botaniese Tuin lastiggevallen door twee jonge rovers. Eugene, die we tot dusver alleen nog maar hebben leren kennen als iemand die in het trendy Melville op een terras zit of een bezoek brengt aan een boekenantiquariaat, reageert instinctief. ‘Wie de fok het hulle gedink is hy? Hy kén van skollies, gangsters, muggers en crooks. Hy is streetwise, al lyk hy nou so smooth. […] Waar hy vandaan kom, voor die buurte se strate geteer is, die buurte gegentrify is, was die grondpaaie met klippe besaai. ’n Klip was jou go-to weapon teen ’n kwaai hond en enige donner wat kak soek. Met ’n klip in die hand en ’n klip in jou broeksak maak dit g’n fok saak hoe groot en sterk die ou is nie, jy gooi hom moer toe met ’n klip. En dan maak jy jou uit die voete. Net skollies dra messe. En hy was altyd ’n bakleier en klipgooier van formaat.’ Eugene verdedigt zich, doodt zijn belagers en gaat ervandoor.
Aanvankelijk lijkt het erop dat zijn daad ongestraft blijft. Maar na een jaar wordt hij alsnog gearresteerd. Uit zijn verleden dringen zich twee namen op: Alan en Jenny. Iemand heeft hem verraden, maar wie?
Archief van een verdwenen wereld
Terwijl Eugene de twee overvallers vermoordt, verbeeldt hij zich dat hij het geschetter van ‘zijn’ baviaan hoort. Eugene groeit in de jaren vijftig en zestig op in een dorpje in het Boland. Zijn ouders bezitten in het bruine woongebied een stuk grond dat ze verhuren, waardoor ze net even wat welvarender zijn dan de arme krotbewoners in de ‘kampong’ in hun tuin. Als zijn ouders overdag naar hun werk zijn, neemt zijn oppas de kleine Eugene mee naar het ‘smokkelhuis’. En terwijl Meisie zich te buiten gaat aan alcohol en drugs, zit Eugene bij de kroegbaas op schoot.
Hij groeit op in een wereld vol armoede en geweld, waar je hij al snel leert voor zichzelf op te komen. In de tuin van de buurman zit een baviaan vastgebonden op een paal, als een wachthond. Dit dier wordt in Eugenes beleving een symbool voor kracht en overlevingsdrang. Zijn innerlijke baviaan zal hem in de loop van zijn leven nog meerdere keren te hulp komen.
In de ingebedde vertelling volgt het boek Eugenes leven min of meer chronologisch. In 1962 valt de politie de wijk binnen op zoek naar anti-apartheidsstrijders. Later raken de oudere broers van Eugenes vriendje Alan betrokken bij het verzet, en zij proberen Alan en Eugene ook te rekruteren. Maar Eugene laat zich niet zo makkelijk voor hun karretje spannen. Als ze hem opdracht geven verboden pamfletten te verspreiden, fietst hij de berg op en laat de wind het werk doen. Eugene en Alan zijn meer geïnteresseerd in meisjes.
Als Alans broers naar Johannesburg vertrekken, reizen Eugene en Alan hen met de trein achterna. Eugene is het echter alleen om het avontuur van de reis te doen. Aangekomen in Johannesburg neemt hij de eerste trein weer terug naar de Kaap. Om daar te ontdekken dat, in de paar dagen dat hij het land doorkruiste en afgesloten was van het nieuws, de Soweto-opstand is uitgebroken.
Gaandeweg krijgt Eugene steeds meer het karakter van een schelmenroman. Van der Merwe beschrijft de leefwereld van de arme bruine bevolking, eerst op het platteland en later in de grote steden, uiterst sfeervol, met een grote opmerkingsgave en oog voor detail. Hij voert een bonte stoet personages op, tragisch en komisch tegelijk. Van der Merwe is een geboren verteller. Hij verlustigt zich erin de verhalen van deze personages uit de doeken te doen, alsof je samen met hem op een Zuid-Afrikaanse stoep zit, of rond de braai. Dat doet hij smeuïg en met veel gevoel voor humor.
Ook bedient hij zich telkens weer van een sociolect dat past bij een bepaald milieu en een bepaalde periode, waarbij hij de grove, racistische of anderszins discriminerende termen van toen die we tegenwoordig niet meer zouden durven gebruiken, niet uit de weg gaat. Zo documenteert hij een wereld en een tijdperk die nu misschien verdwenen zijn, maar waarvan de herinnering nog wel doorwerkt in de samenleving van vandaag.
Verraderlijk perspectief
Begin jaren tachtig trekt Eugene in bij Alan, die samen met Jenny, een meisje waar Eugene op school een oogje op had, in Johannesburg woont. Alans broers Joe en Huey hangen, samen met een groep comrades, ook in Alans appartement rond. Eugene en Jenny krijgen een stomende verhouding, waarvan niet duidelijk is of Alan dit weet. Op een ochtend valt de politie de flat binnen. Eugene is de enige die ontsnapt. Voor hem begint dan een lange reis terug naar de Kaap, die steeds meer mythische trekken krijgt.
Eugene wordt geadverteerd als een ‘gatskop-roman’. Er komt in het boek veel geweld voor. Eugene lijkt afgestompt door de armoede en ellende die hij vanaf zijn vroege kinderdagen om zich heen heeft gezien. Dat maakt het begrijpelijk dat hij zo hedonistisch in het leven staat, geen vaste relatie kan aangaan, alleen werkt als hij geld nodig heeft en de Struggle onbewogen gadeslaat. Hij is een vrijbuiter die picareske avonturen beleeft.
De wreedheid van de wereld waarin Eugene opgroeit, is veroorzaakt door de apartheidspolitiek en de drie eeuwen van kolonialisme en onderdrukking die daar voor de bruine bevolking van de Kaap aan vooraf gingen. Uiteindelijk kan Eugene zijn onbetrokkenheid , die eigenlijk een vorm van zelfbescherming is, niet volhouden.
De roman is geschreven in een personaal perspectief. Dat wil zeggen dat de lezer als het ware met Eugene meekijkt. De lezer ziet evenveel als Eugene ziet, denkt te zien, wil of kan zien.
Naarmate de roman vordert, wordt er echter steeds meer onduidelijk. Op die laatste reis door de Karoo, na de inval in Alans flat, malen er allerlei verhalen door Eugenes hoofd. De bruine bevolking heeft zowel wortels in de cultuur van de eerste bewoners van de Kaap, de Khoi en de San, als in die van de Maleise slaven. Uit beide culturen is er iets van een geloof in bovennatuurlijke verschijnselen in het onderbewuste van de bruine gemeenschap, of in ieder geval in dat van Eugene, terechtgekomen. Eugene wordt op zijn barre tocht vergezeld door zijn ouders en voorouders. En door zijn innerlijke baviaan, die hem begeleidt tot hij hem niet meer nodig heeft.
Eugene is een onbetrouwbare vertelinstantie. Hij heeft een paar keer een flinke klap tegen het hoofd gekregen. Komt het daardoor dat hij dingen door elkaar haalt of zich niet meer kan herinneren? Drukt hij ze weg omdat hij getraumatiseerd is? Of haalt hij nu zelfs een streek uit met de lezer, zoals hij in zijn leven al zoveel mensen voor de gek heeft gehouden?
Met deze vitalistische roman heeft Kirby van der Merwe de hooggespannen verwachtingen volledig waargemaakt. Het is slechts te hopen dat we niet nog eens 23 jaar hoeven wachten op een volgend boek.

Eugene
Auteur: Kirby van der Merwe
Uitgever: Kaapstad: Human & Rousseau, 2022
ISBN: 9780798182645.
Pagina’s: 256, paperback
Kosten: ZAR 330,00.
Ook verkrijgbaar als e-book: ISBN 9780798182652, € 11,99.